In ons eerdere artikel over Windalarm verwezen we naar hun Position paper. Daarin wordt na zorgvuldig onderzoek een serie indrukwekkende bevindingen uit de doeken gedaan. In de komende periode zullen we er daarvan vier onder de loupe nemen, samengebracht onder het kopje ‘The Wind Papers’.
In deze eerste aflevering iets over hoe de normen tot stand kwamen.
In 2011 is de huidige norm voor o.a. windmolengeluid tot stand gekomen en is gesteld op gemiddeld 47 Db op de gevel gemeten overdag en 41 Db ’s nachts. Vóór die tijd was dat aanmerkelijk lager. In het buitengebied was dat 40 Db overdag en 30 of 35 Db ’s nachts. In het Position Paper is in bijlage 2.1 te zien hoe metingen bij gelijke omstandigheden werden gedaan en dat je met de huidige norm en dezelfde geluidssterkte veel dichter bij huizen mag bouwen dan onder de oude.
Dat gemiddelde is overigens erg belangrijk. De oude norm was gebaseerd op een absoluut maximum of grenswaarde: nooit mocht het geluid dat nivo overschrijden. De nieuwe norm gaat over een gemiddelde over een jaar. Alle nivo’s opgeteld, gedeeld door 365 dagen, mag niet hoger zijn dan 47 Db. Ook dat is een apart punt waar we binnenkort op in gaan.
In bijlage 2.2 in het Position Paper zien we de belangenafweging die plaats vond. Bij de oude norm van 40 Db zou Nederland in staat zijn 7 GW elektrische energie op te wekken en bij 47 Db zou dat 50 GW zijn. RIVM adviseerde toen bij het overgaan naar de nieuw normering te kiezen voor 40 Db gemiddeld (wat overeen komt met de oude ‘absolute’ norm van 30 tot 35 Db) en niet voor 47 Db gemiddeld. Maar de regering besloot anders en koos voor 47 Db: de nieuwe norm was een feit.
Kortom: In 2011 koos de regering willens en wetens voor een ruimere geluidsnorm om daarmee voldoende ruimte te krijgen voor de energie plannen. Het gevolg was en is dat molens dus veel dichter bij huizen geplaatst mochten worden.
In aflevering 2 gaan we kijken naar waarom de regering de norm bijstelde en hoe achterhaald dat nu is.